Ook al wordt er een orthodontische behandeling volgens de huidige stand van de wetenschap uitgevoerd, dan nog bestaat er een (kleine) kans op bijwerkingen van tijdelijke en blijvende aard en zijn er risico’s. De belangrijkste risico's zijn door de patient zelf te beïnvloeden en zijn onderstreept.
Ontkalkingen, caries en tandvleesontsteking
Het is een fabeltje dat het plaatsen van orthodontische apparatuur gaatjes veroorzaakt. Wel is het zo dat de tanden en kiezen op die plekken, waar niet voldoende wordt gereinigd een grotere kans hebben op het krijgen van verkleuringen en/of gaatjes. Daarom krijgt elke patiënt bij plaatsing van de orthodontische apparatuur een instructie mondhygiëne, een advies voor een fluoride mondspoeling en een uitgebreide poetsfolder.
Het spreekt voor zich dat het niet goed reinigen van het gebit ook gevolgen kan hebben voor het tandvlees. Dit kan gaan ontsteken bij een slechte mondhygiëne. De uiterlijke kenmerken van ontstoken tandvlees zijn zwelling, roodheid en bloeding. Deze symptomen verdwijnen weer bij een goede mondhygiëne.
Wortelresorptie
Ten gevolge van de behandeling met orthodontische apparatuur kunnen de wortelpunten van de tanden en kiezen vaak wat stomper worden: er verdwijnt dan 1 tot 3 mm van de wortelpunt. Dit noemen we wortelresorptie en komt ook voor bij mensen die geen beugel hebben gehad. Wanneer de wortelresorptie beperkt blijft tot een enkele millimeter is het niet schadelijk. Hoogst zelden komt het voor dat er veel meer van de wortel verdwijnt. Het risico hierop is zeer beperkt. Als er een verhoogde kans wordt ingeschat zal er tijdens de behandeling vaker een rontgenfoto worden gemaakt om de wortels te beoordelen. Erfelijke aanleg of een eventueel trauma in het verleden kunnen hierbij een rol spelen. Bij iedereen wordt er in ieder geval gedurende de behandeling een overzichtsröntgenfoto gemaakt.
Tegenvallend resultaat of niet bereiken van het gewenste behandeldoel
Helaas wordt niet altijd het gewenste behandelresultaat bereikt. Hiervoor is een aantal redenen aan te voeren: individuele groeisnelheid en groeipotentie (weefselreactie), ernst van de gebits- en/of kaakafwijking, kapotte apparatuur en dientengevolge behandelingsvertragende reparaties en vooral niet of onvoldoende dragen van de apparatuur. Dit zijn allemaal factoren die verantwoordelijk kunnen zijn voor een tegenvallend resultaat of het langer duren van de behandeling.
Recidief (= terugval)
Tanden en kiezen hebben de neiging om na correctie de oorspronkelijke stand “op te zoeken”. Dit noemen we recidief. De oorzaak is vaak gelegen in de veerkracht van de vezeltjes waarmee de tanden in de kaak worden vastgehouden. Deze trekken de tand terug in de richting van zijn oorspronkelijke stand. Ook de functie van de spieren, zoals lippen en tong, speelt hierbij een rol. Om recidief tegen te gaan, zal na het beëindigen van de actieve orthodontist behandeling altijd retentie nodig zijn: er zal een beugel worden gemaakt om het bereikte resultaat vast te houden of er wordt gekozen voor een ‘draadje’ achter de tanden (spalk). Het spreekt voor zich dat het goed dragen van deze zogenaamde retentiebeugel essentieel is evenals het opvolgen van de retentiecontroles nadat de beugel is verwijderd. Retentiebeugels zijn net zo belangrijk als de beugels die de tanden daadwerkelijk verplaatst hebben.
Allergie voor een bestanddeel van de beugel
Hoewel dit weinig voorkomt en veel vermeende allergieën in feite vooral het gevolg zijn van slechte mondhygiëne, is het wel degelijk mogelijk dat er allergie bestaat voor een van de bestanddelen van de beugel. Soms is het mogelijk hier rekening mee te houden door voor een ander type apparatuur te kiezen. Soms ook niet en moet de behandeling worden gestaakt.